Wereldburgerschap Jaartraject
 

Wereldburgerschap Jaartraject

Wereldburgerschap Jaartraject

€30

About this course

Over:

Raak geïnformeerd over de nieuwe wet- & regelgeving rondom burgerschap en hoe de inspectie dit beoordeelt. Maak kennis met WereldBurgerschap-thema’s en ontdek wat u ermee kan doen. Inventariseer wat er al gebeurt op schoolniveau, waar u meer van zou willen en wat nodig is om dit te bereiken. Leer van kennis, ervaringen en initiatieven vanuit andere docenten. Na afloop van een kick-off weet een docent wat voor mogelijkheden WereldBurgerschap biedt voor invulling van de wettelijke burgerschapsopdracht en wat passende vervolgstappen zijn.

Doelgroep:

Groep 1 t/m 8

Burgerschap leerdoelen:

Vrijheid en gelijkheid

Onderbouw leerlingen leren:

  • het belang van regels in de klas en op school voor spelen en samenwerken;
  • leefregels en afspraken thuis en in de omgeving te benoemen en te vergelijken;
  • dat zij vrijheid hebben in het maken van keuzes, rekening houdend met de keuzes van medeleerlingen en de geldende afspraken in de klas.
  • dat iedereen rechten en plichten heeft.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • over de basiswaarden vrijheid, gelijkheid en solidariteit van de democratische rechtsstaat;
  • over grondrechten, mensenrechten en kinderrechten en het belang ervan; dat iedereen gelijke rechten heeft die universeel zijn en onlosmakelijk met elkaar verbonden;
  • dat de rechtsstaat kaders biedt voor rechten en vrijheden en bescherming tegen willekeur en machtsmisbruik;
  • over de waarborging van en het respect voor die rechten hier en daar;
  • over het belang van regels en afspraken thuis en op school en deze te vergelijken met die in de publieke ruimte;
  • waarom zij vrijheid hebben in het maken van keuzes, rekening houdend met de keuzes van medeleerlingen en de geldende afspraken in de klas en omgeving;
  • hoe de basiswaarden tot uiting komen of kunnen komen in de eigen klas- en schoolcontext en in de omgeving.
Macht en inspraak

Onderbouw leerlingen leren:

  • dat er regels en afspraken gelden thuis, op school en in de publieke ruimte, en welke consequenties het kan hebben als je regels overtreedt of afspraken schendt;
  • dat er mensen zijn benoemd of gekozen die gezag hebben of dragen op school, in de woonplaats en in het land;
  • dat er regels en afspraken gelden in ons land en welke rol verschillende mensen hebben bij het handhaven ervan;
  • het verschil tussen regels en afspraken, en de mogelijkheden en grenzen voor leerlingen om daar over mee te praten.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • over gezagsdragers en politieke instituties in Nederland, Europa en de wereld;
  • over de totstandkoming en handhaving van regels in Nederland en Europa;
  • over de werking van ons politieke bestel;
  • wat de  buitenwerkingstelling van de rechtsstaat kan betekenen, uitgelegd aan de hand van de Duitse bezetting en de Holocaust;
  • over verschillende visies op vrijheid, gelijkheid en solidariteit;
  • over rollen van en verhoudingen tussen mensen op school, in de buurt en in het land;
  • manieren waarop ze besluitvormingsprocessen op vreedzame wijze kunnen beïnvloeden en hoe ze daar verantwoordelijkheid voor kunnen nemen;
  • over manieren om op school of in de eigen omgeving macht te organiseren en uit te oefenen.
Democratische cultuur

Onderbouw leerlingen leren:

  • om te gaan met hun wensen en hun opvattingen en leren zich hierover uit te spreken;
  • de gevoelens, wensen en opvattingen van anderen te herkennen;
  • te accepteren dat anderen iets anders willen, maar dat dit niet tot een conflict hoeft te leiden;
  • hun stem te gebruiken tijdens gezamenlijke besluitvormingsprocessen;
  • dat de ander ook een stem en mogelijk een ander gezichtspunt heeft; leren hier naar te luisteren en vragen te stellen om meer over de ander en zijn of haar gezichtspunt te weten te komen;
  • conflicten in de klas op een vreedzame manier op te lossen.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • dat het meepraten over zaken die hen aangaan een (kinder)recht is;
  • hun mening te verwoorden en daar eenvoudige argumenten voor te geven;
  • in de context van de klas te proberen anderen van hun mening te overtuigen;
  • de mening van anderen in eigen woorden samen te vatten; 
  • hun eigen mening bij te stellen op basis van nieuwe inzichten.
  • hun stem te gebruiken tijdens besluitvormingsprocessen in de klas- en schoolcontact en daarbij ruimte te maken voor de mening van alle leerlingen;
  • er rekening mee te houden dat hun mening of uitlatingen emoties teweeg kunnen brengen bij anderen;
  • dat mensen over onderwerpen verschillend kunnen denken; dat die verschillen soms wel, soms niet overbrugd kunnen worden, en soms ook tot spanningen en conflicten leiden;
  • conflicten in de directe omgeving op een vreedzame manier op te lossen, maar ook accepteren dat conflicten kunnen blijven bestaan.
Identiteit

Onderbouw leerlingen leren:

  • de eigen grenzen te herkennen, te benoemen en te bewaken (emotioneel, fysiek);
  • woorden te geven aan wat ze denken, doen, willen en willen worden; leren dat hun taal of talen deel uitmaken van wie zij zijn;
  • te benoemen wat ze al kunnen en wat nog niet; wat ze leuk vinden om te doen;
  • hun primaire emoties te herkennen, benoemen en ermee om te gaan;
  • te benoemen wat bij hen thuis belangrijke tradities, vieringen en rituelen zijn.
  • over zichzelf te praten in termen van toen, nu en later, hier en daar;
  • te benoemen wat bij hen thuis belangrijke tradities, vieringen en rituelen zijn.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • de eigen grenzen te herkennen, te benoemen en actief bewaken (emotioneel, fysiek en seksueel);
  • te duiden wat ze denken, doen, willen en willen worden, en daar gepast naar handelen;
  • hun primaire en secundaire emoties te herkennen, te benoemen en hier bewust mee omgaan;
  • uit te drukken met welke groep(en) in cultuur en samenleving ze zich verbonden voelen en welke betekenis symbolen en rituelen voor hen hebben, waaronder nationale symbolen;
  • enkele verschillende aspecten waardoor hun identiteit mede gevormd is bewust waar te nemen: gender, gezin, sociaaleconomische achtergrond, levensbeschouwing, religie en cultuur.
  • te reflecteren op de mate waarin hun identiteit mede gevormd is en beïnvloed wordt door leeftijdgenoten, groepsidentiteiten, (social) media, maar ook door persoonlijke mogelijkheden en beperkingen;
Diversiteit

Onderbouw leerlingen leren:

  • de primaire emoties met de bijbehorende lichaamstaal van een ander te herkennen en benoemen;
  • de grenzen (emotioneel en fysiek) van de ander te herkennen en daar rekening mee te houden;
  • fysieke kenmerken van zichzelf te benoemen en te vergelijken met die van de ander;
  • over vriendschap en verliefdheid;
  • de eigen gezinssituatie en thuiscultuur of -culturen te vergelijken met die van een ander;
  • woorden te geven aan wat de ander doet en wil en daarin overeenkomsten en verschillen te ontdekken;
  • samen en/of met hulp van anderen onderlingen conflicten vreedzaam op te lossen.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • hoofdzaken over religieuze en levensbeschouwelijke stromingen en culturele tradities en gebruiken die in onze diverse samenleving een rol spelen;
  • over seksualiteit, verschillende seksuele oriëntaties en expressies van gender;
  • de grenzen (emotioneel, fysiek en seksueel) van anderen herkennen en daar rekening mee te houden;
  • de secundaire emoties van de ander te herkennen en te benoemen en te anticiperen op reacties van anderen op het eigen handelen;
  • uit te wisselen over wat gedeelde en verschillende waarden, overtuigingen, idealen en toekomstverwachtingen zijn;
  • overeenkomsten en verschillen tussen mensen te herkennen, te benoemen, en in aanzet te verklaren;
  • hoe groepsgedrag en (social) media de houdingen en het gedrag van klasgenoten mede kunnen verklaren.
Solidariteit

Onderbouw leerlingen leren:

  • eenvoudige taken en problemen uit te voeren of op te lossen met respect voor de afspraken die onderling gemaakt zijn;
  • te benoemen wat ze zelf nodig hebben; te zien wat anderen nodig hebben en wat dat betekent voor hun eigen handelen;
  • in concrete situaties te herkennen en te benoemen wat ze eerlijk vinden of oneerlijk, goed dan wel slecht, welke spanningen dit op kan leveren en wat dat kan betekenen voor hun handelen;
  • over in- en uitsluiting en pesten in de klas.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • taken uit te voeren of problemen op te lossen met respect voor de afspraken die onderling gemaakt zijn;
  • doelen te stellen en werkwijzen te bepalen voor werk dat je alleen of samen doet;
  • manieren om voor hun eigen belangen en die van de groep op te komen;
  • manieren om voor concrete anderen hier én elders op te komen: dat kind in die omstandigheid;
  • voorbeelden van uitsluiting, onrechtvaardigheid, discriminatie en ongelijke behandeling in de eigen omgeving en in het land te herkennen en te benoemen.
  • manieren om kwesties rond solidariteit op school of in de omgeving te onderzoeken, deze aan te kaarten en daar zo mogelijk gevolg aan te geven;
  • na te denken over de rollen die de overheid, middenveld en burgers kunnen spelen bij het bevorderen van solidariteit en rechtvaardigheid.
Digitaal samenleven

Onderbouw leerlingen leren:

  • verschillende vormen van (media)boodschappen te (her)kennen.
  • verschillende functies, primaire doelstellingen en de reikwijdte van media te herkennen;
  • hun eigen mediagebruik (type, duur, frequentie) te onderzoeken;
  • over de invloed van mediaboodschappen op hun leefwereld.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • dat bij digitaal communiceren ook omgangsregels gelden en kunnen deze toepassen;
  • hun eigen mediagebruik te onderzoeken, zich bewust te worden van de gevolgen en van de ethische aspecten hiervan;
  • de betrouwbaarheid van digitale informatiebronnen te onderzoeken en de verschillen tussen betrouwbare en niet-betrouwbare informatiebronnen te benoemen;
  • de gevolgen van digitaal communiceren en discussiëren voor henzelf en voor anderen te onderzoeken;
  • over verschillende vormen van media(boodschappen), de toegang daartoe en hun invloed op hun eigen leefstijl en die van anderen;
  • zorg te dragen voor eigen digitale veiligheid en die van anderen.
Duurzaamheid

Onderbouw leerlingen leren:

  • duurzame keuzes en gedrag te herkennen aan voorbeelden uit de eigen omgeving.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • de betekenis van de begrippen People, Planet, Prosperity (PPP) aan de hand van voorbeelden te herkennen en te beschrijven;
  • welke spanningen er zijn tussen de waarden en belangen die aan People, Plant, Prosperity verbonden zijn, en de invloed van die spanningen op de leefomgeving, dichtbij en veraf, nu en later;
  • na te denken over de mate waarin jij samen met anderen keuze hebt in vragen rond duurzaamheid;
  • kritisch na te denken over hun eigen gedrag en keuzes van anderen en het effect daarvan op de leefomgeving, dichtbij en veraf, nu en later;
  • na te denken over mogelijke oplossingen voor duurzaamheidsvraagstukken, eventueel met gebruikmaking van de sustainable development goals (SDG)' of andere duurzaamheidsdoelstellingen.
Globalisering

Onderbouw leerlingen leren:

  • over manieren waarop zij en klasgenoten verbonden zijn met mensen uit andere delen van de wereld;
  • gewoonten en gebruiken van henzelf en van klasgenoten te herkennen als komend uit verschillende streken en/of tradities.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • over het Nederlands lidmaatschap van verschillende internationale organisaties;
  • over internationale ondernemingen en organisaties in relatie tot nationale en internationale wetgeving;
  • over verschillende manieren waarop ze verbonden zijn met mensen uit andere delen van de wereld: productie, consumptie, ecologie, cultuur, media en migratie;
  • te onderzoeken wat de beschikbaarheid van producten uit de hele wereld en de bereikbaarheid van andere werelddelen voor hen betekent; wat het voor anderen kan betekenen voor wie die beschikbaarheid en bereikbaarheid niet vanzelfsprekend zijn;
  • een mening te vormen over en zo mogelijk te handelen op enkele morele of ethische vraagstukken die met globalisering samenhangen.
Technologisch burgerschap

Onderbouw leerlingen leren:

  • verschillende toepassingen van technologie in het dagelijkse leven te herkennen;
  • over de invloed van technologie op henzelf en op de eigen leefomgeving;
  • veranderingen te verkennen die technologische ontwikkelingen teweeg kunnen brengen in hun eigen leefomgeving, nu en straks.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • verschillende toepassingen van technologie in het dagelijkse leven en in de samenleving onderzoeken.
  • over de invloed van technologische ontwikkelingen op hun dagelijkse leven, het eigen gedrag en de mogelijkheden tot vrije keuzes
  • (on)gewenste invloeden en (on)bedoelde effecten van technologie in de eigen omgeving te onderzoeken en daarover in dialoog te gaan.
Denk- en handelwijzen

Onderbouw leerlingen leren:

  • zich onder begeleiding te houden aan regels van gesprek en uitwisseling, waaronder actief luisteren en vragen stellen;
  • verschillende manieren om in kleine groepen of met de klas te overleggen; hoe je eenvoudig conflicten kunt voorkomen en een aantal mogelijkheden om ontstane conflicten op te lossen;
  • eenvoudige taken en problemen zelfstandig en in overleg uit te voeren en op te lossen met inachtneming van de geldende afspraken;
  • gericht vragen te stellen over vanzelfsprekendheden die zij binnen en buiten school tegenkomen, onder begeleiding gerichte (onderzoeks)vragen op te stellen en een eenvoudig onderzoek uit te voeren;
  • zich met hulp gericht uit te spreken over de wereld die zij waarnemen. Gericht eenvoudige verbanden leggen tussen verschillende gebeurtenissen en ontwikkelingen;
  • primaire emoties bij zichzelf te herkennen, te benoemen en ermee om te gaan; zij leren de primaire emoties met de bijbehorende lichaamstaal van een ander te herkennen en te benoemen;
  • anderen waar te nemen als mensen met eigen gevoelens en gedachten, daar uitdrukking aan te geven en er rekening mee te houden;
  • in concrete situaties ethische dimensies te herkennen en te benoemen en hun handelen hier zo mogelijk op af te stemmen;
  • het eigen belang en dat van anderen in te zien en te verwoorden; te respecteren wat anderen nodig hebben om in hun behoeften te voorzien; regels te accepteren en te bewaken.

 

Bovenbouw leerlingen leren:

  • zich in een aantal verschillende communicatieve situaties zoals kringgesprek, vergadering en dialoog te houden aan regels van gespreksvoering; gericht vragen te stellen, hun mening te verwoorden en te reageren op standpunten en inzichten van anderen;
  • hoe zij in conflictsituaties in de eigen omgeving (mee) kunnen werken aan een oplossing;
  • manieren hoe ze als klas of als groep kunnen overleggen en daarbij te luisteren naar de opvattingen van allen;
  • voor zichzelf en samen doelen te stellen en werkwijzen te bepalen; handelingsopties te onderzoeken, daar keuzes in te maken en daar zo mogelijk gevolg aan te geven;
  • gericht soorten vragen te stellen over vanzelfsprekendheden in de directe omgeving; eenvoudige verbanden te leggen en overeenkomsten en verschillen te duiden; in aanzet te benoemen wat de herkomst van hun overtuigingen is;
  • begrijpelijke argumenten te geven voor hun meningen of overtuiging en verbanden te leggen tussen hun eigen overtuigingen en die van anderen;
  • ethische dimensies te herkennen in concrete situaties en in leercontexten; handelingsopties te overwegen, consquenties van keuzes af te wegen en het handelen hier zo mogelijk op af te stemmen;
  • over wederkerigheid van belangen; hoe ze de belangen van zichzelf, van concrete anderen en van de groep kunnen behartigen; hoe ze het recht van anderen om binnen geldende normen in hun behoeften te voorzien kunnen respecteren, bevorderen of bevechten.

Ervaring:

“De nieuwe wetgeving rond burgerschap was abstract. Deze inspiratiesessie maakt de opdracht concreet én leuk!"

- directeur van een Amsterdamse basisschool

Belangrijke informatie:

Doelgroep zijn docenten en directies.

Aangeboden door: